Schilderij Merovingen in Leidsche Rijn, ca. 675 na Chr. Schilderij van Paul Becx (2013), gemaakt in opdracht van het Rijksmuseum van Oudheden tgv de tentoonstelling Gouden Middeleeuwen.

31e Van der Monde-lezing

In twintig jaar kan er veel veranderen. Maar dat je in die tijd een stad ook eeuwen van historie kunt teruggeven, is wel heel verrassend. Dinsdagavond 9 februari vond in een afgeladen Pieterskerk de jaarlijkse Van der Monde-lezing plaats, georganiseerd door de Vereniging Oud-Utrecht. Spreker dit jaar was gemeentelijk archeoloog Herre Wynia. Wynia nam ons mee naar de tijd tussen het vertrek van de Romeinen en de komst van de Noormannen, zo tussen 400 en 850 na Christus.

Als student in de jaren tachtig heb ik dat nog de duistere middeleeuwen leren noemen, waar bar weinig over te vertellen was. Ik sloeg er na de lezing ook het standaardwerk over de Utrechtse geschiedenis, Een paradijs vol weelde, verschenen in 2000, nog eens op na: slechts 19 kantjes over deze vier eeuwen, op een boek van bijna 600 pagina’s!

In 1995 was er op een grote overzichtstentoonstelling in het Catharijneconvent over de zendeling Willibrord (die in 690 naar onze streken kwam) slechts één muntje uit deze tijd om te tonen. Nu, twintig jaar later, blijkt dat ene muntje uitgegroeid tot een forse berg, en zijn er tal van nieuwe vondsten om licht te schijnen op deze duistere eeuwen. Een aantal vondsten is gedaan dankzij de inrichting van Domunder op het Domplein. Maar vooral opgravingen in Leidsche Rijn hebben zoveel nieuwe informatie opgeleverd dat inmiddels écht een beeld van deze tijd geschetst kan worden. Van grote waarde daarbij zijn digitale technieken, overigens. Want wat er onder andere is gevonden zijn op het eerste gezicht, voor de leek, ‘saaie’ plattegronden van boerderijen. Voer je de gegevens van die plattegronden echter in de computer in, dan zijn daar de prachtigste reconstructies mee te maken, die Wynia dan ook gisteren liet zien.

Wynia wist in al die verspreide vondsten een mooie lijn te brengen. Die van het Domplein, van Leidsche Rijn, en eerdere vondsten als het grafveld op het Pieterskerkhof. Daaruit kwam vervolgens een beeld van een opvallend vitale periode, waarin een groot aantal verschillende nederzettingen in en om het huidige centrum van de stad werd gesticht. Nederzettingen die niet alleen leefden van landbouw en veeteelt, maar waar ook handel plaats vond. De diverse schepen die in en om Utrecht gevonden zijn, ook uit deze vroege middeleeuwen, getuigen daar onder andere van. Dankzij die vele vondsten van de laatste jaren kon het ook gebeuren dat de gemeente Utrecht een van de grootste bruikleengevers was van de overzichtstentoonstelling de Gouden Middeleeuwen, in 2014 in het Leidse Rijksmuseum voor Oudheden. Iets wat ik me toen helemaal niet gerealiseerd heb.

Deze gouden vroege middeleeuwen van Utrecht werden in de negende eeuw verstoord door de komst van de Noormannen, waardoor de toenmalige bisschop, Hunger, met zijn gevolg naar Sint-Odiliënberg moest vluchten. Bij de vlucht van deze bisschop hield Wynia’s verhaal op, maar toen had hij ons al anderhalf uur aan de kerkbanken gekluisterd gehouden.

Zelf iets van al deze nieuwe vondsten en inzichten ervaren kan dit jaar ook: er zullen vanaf deze zomer diverse voorwerpen en reconstructies te zien zijn op de grote tentoonstelling in het Centraal Museum gewijd aan de Domtoren en in het Castellum Hoge Woerd in Leidsche Rijn.

Mariëlla Beukers, ook verschenen onder de titel 'Vier eeuwen geschiedenis erbij' op duic.nl